Waarom kan ik maar niet van de suiker afblijven?

Jaren geleden was ik student aan de Erasmus hier in Rotterdam en deed met volle overgave wat studenten nu eenmaal doen ; roken, drinken, stappen, weinig slapen, slecht eten etc. Als je een jaar of 20 bent, maakt dat klaarblijkelijk weinig uit. Je lichaam is nog van gewapend beton. Hoe ongezond je ook leeft, je voelt er weinig van. Stomdronken thuiskomen en twee uur later – na een douche en powernap – een college volgen? Geen probleem! Een marathon lopen zonder enige voorbereiding? Eitje! Paar nachten echter elkaar niet slapen? Niets aan de hand!

Maar een aantal jaren later bleek deze leefstijl voor mij toch niet zo duurzaam. Ik had steeds meer tijd nodig om bij te komen van een avondje doorzuipen, ik had echt slaap nodig om de volgende dag een beetje fatsoenlijk te kunne functioneren, ik moest trainen om lichamelijk een beetje fit te blijven en nog wat van dat soort dingen. De meesten van ons zullen het wel herkennen dat je op een gegeven moment geen superman meer bent. Je voorraad Kryptonite raakt op en je moet dus een beetje verstandig leren omgaan met je lijf en gezondheid. 

Door de jaren ben ik steeds bewuster gaan leven. Mijn alcohol consumptie heb ik langzaam afgebouwd van dagelijks én veel, naar alcoholvrije dagen, naar sporadisch, naar helemaal niet. Roken. Van een pakje Marlboro’s per Dar, naar irritant bietsen op feestjes naar 0. Hoe minder ik ging roken en drinken, hee meet ik ging sporten (je moet toch ergens verslaafd aan zijn nietwaar). Gezonder eten. Idem!

Maar er is 1 tegenstander die ik er maar niet onder krijg: SUIKER. Jeminee wat is dat moeilijk. Stond ik deze week op een feestje lekker alcohol vrij te wezen (roken doet in mijn omgeving al jaren niemand meer), vraagt de gastvrouw of ik taart wil. Koekola taart om precies te zijn. Mijn lichaam begint te kwispelen als een jong hondje. Ik wil nee zeggen, maar ik zeg “ja lekker” en sta binnen paar seconden een grote punt cheesecake naar binnen te lepelen. Zo gaat het altijd, hoe vastbesloten ik ook ben om geen suiker te eten. Om de paar dagen ga ik wel ergens voor de bijl. 

Van de week las ik een boek met de opwekkende titel “Waarom veranderen eigenlijk altijd mislukt” . In het kort komt het erop neer dat we worden geregeerd door de meer primitieve onderdelen van ons brein te weten ons reptielenbrein en het limbisch systeem. Deze zorgen ervoor dat we in leven blijven en doen hun werk in stilte op de achtergrond. Onbewust dus. Deze delen van mijn brein maken dat ik in een splitsecond ja zeg tegen een stuk taart. Evolutionair is dat heel goed te verklaren. Suiker, meestal in de vorm van fruit was ooit heel schaars, maar wel een bron van energie é lekker. Verstandig dus om daar maar zoveel mogelijk van te weten. Daar moet je vooral niet over nadenken. En dat doen we dan ook niet. Want nadenken doen we met onze neocortex. En dat is eigenlijk het sloomste jongetje van de klas. Eer dat de neocortex een besluit heeft genomen hebben de meer primitieve delen van ons brein al een hele taart opgegeten. We zijn dus kansloos tegen onze primitieve reflexen.? Niet helemaal. Mijn ervaring is dat ik redelijk van de suiker afblijven als ik maar zorg dat het er gewoon niet is. Mijn huis is grotendeels suikervrij. Maar buiten loert het monster continu. Tegenwoordig vaak in de vorm van mijn lieve boks vrienden. Die vrijwel dagelijks iets lekkers meenemen bij de koffie. 

Stelletje dealers!

Schiet eens op…

“Schiet eens op”

“Jeetje je lijkt wel dronken”

“Ga je nog lang schudden met die Sleutels? Ik wil naar binnen”

“Gehandicapten parkeerplaats pakken? dan hoeven we niet zo ver te lopen.”

“Je probeert mijn aandacht te stelen”

“Neem je tijd hoor”

“Iemand vind zichzelf zielig”

Mijn dochter Kris is mijn held. Waar vrijwel iedereen denkt dat ie heel voorzichtig met me om moet gaan – want Parkinson is héééééé errug en zieelig – doet Kris juist het tegenovergestelde. Parkinson is een mooie gelegenheid om grappen over me te maken én de grappen kunnen niet hard genoeg zijn.

Ook op mijn boksclub lopen een paar ongevoelige types rond, die het continu hebben over Bibbeeraars en ParkinsonLijers. Iemand die wat moeite heeft om duidelijk te spreken kan er op rekenen dat hij voortdurend te horen krijgt dat hij harder en duidelijker moet praten. Ook al doet hij dat? Uiteraard zijn seksueel getinte en plas en poep grappen niet van de lucht (bedenk ze zelf maar…). Ons Parkinson Koor noemt zichzelf the Shakers. Over zelfspot gesproken ;-).

Voor mij is humor dé manier om mezelf weer gewoon te voelen. Zolang er gelachen mag worden, weet ik instinctief dat alles nog steeds OK is. 

Kan dat wel, grappig doen over een ernstige ziek(t)e? Ja want het blijkt namelijk goed voor je te zijn. Wetenschappelijk onderzoek onder (vooral) kankerpatiënten laat steeds weer zien hoe belangrijk humor is om heel even de angst op afstand te zetten: de grap is een houvast, lachen geeft een gevoel van controle, verlaagt de stress en maakt het makkelijker om met anderen over de ziekte te praten. 

Optimisten en positief denkers blijken zelfs langer te leven. Dit is geen onzin. Internationaal  zijn hier veel studies naar gedaan, waarbij honderdduizenden mensen jarenlang zijn gevolgd. Steeds weer blijkt dat het sterftecijfer onder gelukkige en optimistische mensen lager is, om wat voor doodsoorzaak het ook gaat.

Laat maar komen die grappen….

Zojuist in onze whatsapp groep.

We zijn uitgenodigd voor een diner in Amsterdam. De locatie is driehoogachter (zo wonen ze in Amsterdam). Hans vraagt zich af of hij dan wel mee moet gaan. Drie trappen lijkt hem wel wat zwaar. Nico reageert binnen één minuut.

“Wij helpen je, we zetten je bord wel beneden”.

Spelen met je medicijnen deel 1 | Angstaanvallen

Ik zit in de tram. Lijn 23 richting centraal station. Ik ben (en voel me) een beetje gehaast. Ik moet een trein halen want ik ga met mijn dochter naar het diepe Zuiden van ons land. Mijn moeder ligt in het Ziekenhuis in Heerlen omdat ze weer eens is omgevallen. Bij station Beurs stapt een kudde regenjassen in, die mijn  Personal Space niet respecten en vlak voor me gaan staan uitdampen. Ik ben lichtelijk claustrofobisch. Dit vind ik niet fijn. Ik voel me nog meer opgejaagd. Mijn lichaam schiet in vlucht modus. Ik wil hier weg! Ik kijk op mijn apple watch op zoek naar bevestiging van mijn gevoel. Hartslag 130. Ik schrik. Dat hoort 80 te zijn als je op een stoel zit. Niet goed. Ik stap uit bij Stadhuis en ga op een bankje zitten. Dat helpt. Na een paar minuten daalt mijn hartslag weer naar normaal. De tram, daar heb ik even geen zin meer in. Het laatste stukje naar CS loop ik wel. 

Nu ben ik nogal laconiek aangelegd, ik denk er dus verder niet meer zo over na. Tot zich vaker ‘dingetjes’ voordoen. Niet zo heftig, redelijk onschuldig, maar wel ongemakkelijk. Zo was er die keer dat ik in mijn wijkje een man met een klein hondje tegenkwam en ik wat paniekerig de straat over stak om ze maar niet op de stoep te hoeven passeren of die keer dat ik na een concert in Bilbao een hele drukke metro in moest met enkele tienduizenden zwetende Spanjaarden en dat alleen durfde door de hand van mijn grote liefde vast te houden of dat ik de buurt lidl niet meer in durfde en mijn huisgenoten de boodschappen maar moesten doen.

Na een paar voorvallen in enkele weken wordt het toch wel wat irritant. Ook omdat dit natuurlijk zelfversterkend is. Als je bang bent, dat je bang gaat worden, dan word je zeker bang, toch? Ik bedenk me dat het waarschijnlijk iets te maken heeft met mijn experiment om minder Levodopa te slikken. Ik ben hiermee begonnen omdat ik merkte dat ik ’s morgens eigenlijk prima functioneer zonder mijn eerste ‘shot’ te nemen. Behalve dan die incidentele angstaanval. Lopen gaat goed, de geest lijkt helder te zijn en ik heb geen tremor. Waarom zou ik dan pillen slikken? Een paar weken ben ik in dubio. Stoppen met dit – volgens velen – malle experiment of proberen om die angstaanvallen onder controle te krijgen. Ik kies voor het laatste. Met ademhalingsoefeningen probeer ik te voorkomen dat ik angstig wordt. Rustig en diep ademen. Daarmee vertel je je lichaam dat alles OK is. Ook zoek ik de situaties die waar de angst zich voordoet bewust op. Zo kan het zomaar gebeuren dat ik thuis vol trots vertel dat ik iedereen die ik tijdens mijn ochtendwandeling op straat tegenkwam vol enthousiasme heb begroet. 

Nb. Net zoals zo vaak met deze ziekte is dit symptoom ook week overgewaaid. Al weken geen last meer van gehad. Wie gaat er mee parachute springen??

Help ik heb een Writers block!!

Dat is echt bizar joh! Ook wel lachen eigelijk. Ik heb schrijven altijd wel leuk gevonden. Een leuke insteek voor een verhaaltje ontstond eigenlijk altijd spontaan in mijn hoofd. Het enige wat ik dan nog hoefde te doen was een kwartiertje achter mijn laptop kruipen en …. Bam…. Daar was weer een blog die ik meestal poste op een van mijn eigen sites. Tot vorig jaar een vriendin van mij, die een blog heeft voor en door Yoppers (jonge mensen met Parkinson) tegen me zei “leuke verhaaltjes schrijf je, wil je misschien een vaste blogger worden op mijn website”. IJdel als ik ben, zei ik natuurlijk meteen ja. Dat was een van de stomste dingen die ik had kunnen doen. Ik heb namelijk sinds die toezegging geen letter meer aan mijn laptop toevertrouwd. Waarom niet? Ik denk dat het schrijven van verhaaltjes in mijn hoofd verschoven is van het bakje (leuk om te doen, hoeft niet), naar het bakje (moet je nog doen). Dus in mijn reptielenbrein staat schrijven ineens in hetzelfde daglicht als rekeningen versturen, de administratie doen, de koelkast schoonmaken, etc. Etc. Allemaal klusjes die ik alleen doe als je me het mes op de keel zet. Logisch dat ik er geen zin meer in heb. Fascinerend wel hoe je brein je af en toe op een compleet verkeerd spoor zet. Het hebben van Parkinson is wat dat betreft een onuitputtelijke bron van verbazing en vermaak. Zo heeft mijn brein me het afgelopen jaar ondermeer getrakteerd op angstaanvallen (durfde ik ineens niet meer de tram of de supermarkt in), een suikerverslaving (ik vind het echt ongelofelijk moeilijk om van dat goedje af te blijven), soepel in bed bewegen als ik slaap, maar moeilijk als ik wakker ben (zegt mijn grote liefde, want dat kan ik zelf natuurlijk niet waarnemen. Allemaal dingen waar ik graag vermakelijk over zou willen schrijven. Maar ja, die writers block hê!

De omgeving van de mens is de medemens.

Dit ultrakorte gedicht van Jules Deelder hangt ergens in neon op een onopvallend flatgebouw aan de Nieuwe Binnenweg. Ik denk de laatste tijd vaak aan deze regel. Simpel en raak, maar toch had ik er nooit zoveel mee. Dat komt omdat ik moet bekennen dat ik eigenlijk een hekel heb aan groepen mensen. Niks benauwd me meer dan groepsgedrag. Met zijn allen schreeuwen en zingen in de Kuip, brrrr! Op een vaste dag en tijd moeten verschijnen voor een teamsport, alsjeblieft zeg! Één keer per jaar uit eten met mijn jaarclub, zucht! Nieuwsjaarsborrels, netwerkborrels, jaarclubborrels, donder op! Allemaal dingen die ik probeer te mijden als de pest. ‘De hel dat zijn de anderen’, die uitspraak van Sartre, past veel beter bij mij. 

Volgens Sartre zijn het de anderen die het individu diepongelukkig maken; het zijn de mensen die elkaar ongeluk aandoen en daarmee is de buitenwereld de grootste vijand van de mens. Toch was Sartre best een gezellige vent geloof ik. Ik kan me alleen maar foto’s van hem herinneren terwijl hij met een groot glas bier in de kroeg zit. Het is allemaal nooit zo zwart-wit. 

Dat ik niet van groepen houd, wil nog niet zeggen dat ik altijd in mijn eentje zit te chagrijnen. Zo ben ik sinds twee jaar vrijwillig onderdeel van een groep, en ik vind het nog leuk ook. Waarom? Deze groep mensen heeft iets bijzonders. Ondanks dat ze er alle reden toe hebben klagen ze zelden, zijn ze over het algemeen opgewekt en wordt er veel gelachen.We zijn twee jaar geleden met elkaar gaan sporten omdat we Parkinson hebben. Sporten is voor ons echt een must. Maar hoewel Parkinson en sporten ons bij elkaar bracht is dat al lang niet meer het belangrijkste wat ons bindt.We hebben een groep mafkezen bij elkaar, Spartanen, leden van het Feijenoordlegioen, kappers, consultants, truckers, handelaren in antiek, you name it. We nemen het leven mee. En ook als we niet kunnen sporten zoals, nu door corona, zoeken we elkaar op. Al is het maar voor een bak koffie om even bij te kletsen of om te wandelen in het bos of om in een ijskoude Kralingse Plas te duiken. In onze groepsapp komen continu de meest maffe conversatie’s langs over een breed scala aan onderwerpen. Soms gaat het over Parkinson, meestal niet. 

In deze groep mensen ben ik niet die ene uit de jaarclub met Parkinson, die man op de Nieuwjaarsborrel die staat te shaken met zijn alcoholvrije champagne in zijn hand en zijn glutenvrije oliebol. Of die gast die af en toe traag fietst op de sportschool. Ik ben niet de patiënt, maar een mens. Net als al die anderen mafkezen, die lekker aan het sporten zijn, met elkaar ouwehoeren en ja, soms ook even met elkaar uitwisselen hoe jij dat nou doet als je jezelf ‘s nachts wakker trilt. 

De omgeving van de mens is de medemens. En die medemens bevalt me prima.

Zorg dat je een ‘brandweerman’ hebt!

In 2003 liep ik de Marathon van New York. Eigenlijk was dit de eerste waarvoor ik serieus getraind had. Dacht ik. Als ik er nu op terugkijk zie ik het als jeugdige overmoet. Eigenlijk had ik me volstrekt onvoldoende voorbereid. Ik had geen idee waar ik mee bezig was of waar ik aan begon. Maar god wat was het gaaf om de Verrazano Bridge op te lopen. Frank Sinatra, kippenvel! De eerste 25 KM ging prima. Daarna begon de lijdensweg. First Avenue loopt omhoog. Wist ik niet. Het kan in november in New York 20 graden zijn. Wist ik ook niet. Het is best verstandig om te eten en te drinken onderweg. Wist ik niet, wist ik niet, wist ik niet. First Avenue duurde een eeuwigheid. Wat is die weg lang en breed. Harlem ging wel weer. Alleen het idee al om daar te lopen maakte me blij. De ultieme domper was echter central park. Heuvels! Wist ik niet, waren me nooit opgevallen. Ik had al een paar keer gewandeld na waterposten, maar in Central Park zag ik het echt niet meer zitten. Hele stukken gewandeld. Geen idee hoe ik weer op gang moest komen. Ik wilde stoppen. Echt stoppen. Kappen met die onzin. En toen stond daar ineens een grote brandweerman. Een brandweerman met een postuur zoals je dat alleen in de VS ziet. Hij stond vlak bij me. Hij pakte zijn megafoon en brulde….. C’mon man…. You can do it, you’ve come so far. You can do it man. Don’t give up now…. En verdomd. Ik kon het! Dit was geen brandweerman, dit was de Messias. Ik kon weer lopen! Halleluja! Ik heb hem uitgelopen binnen vier uur en ik moet nog vaak terugdenken aan die brandweerman. You can do it. 

Ik loop niet meer hard. Niet dat ik het niet kan, maar ik vind het niet leuk meer. Het gevoel dat ik ‘zweef’, dat het me echt totaal geen moeite kost, dat ik ongelimiteerde kracht in mijn lijf heb. Dat gevoel ga ik niet meer vinden in hardlopen. Daar kan geen New Yorkse brandweerman me meer bij helpen. Helaas, maar het is niet anders. Stoppen als iets niet meer lekker gaat is niet zo moeilijk, maar de verleiding weerstaan om helemaal niets meer aan beweging te doen is razend lastig als je Parkinson hebt. In mijn geval bleek ik een hele kudde brandweermannen nodig te hebben om weer te gaan bewegen. ’Mafkezen’ die in mij geloofden en me aanmoedigden om wat nieuws te proberen (ik boksen? Ik heb armen als spaghetti sliertjes) of om buiten mijn comfort zone te gaan (ik dansen? Ik ben toch geen ….. ?), of om over mijn vooroordelen heen te stappen (wandelen is toch iets voor ANWB bejaarden?). Nog steeds vindt ik het moeilijk om de eerste stap te zetten. Maar als ik het niet doe, dan krijg ik op mijn kop van brandweerman Nick (afzeggen is geen optie keiekop) of voel ik me schuldig ten opzichte van de vrijwillige brandweermannen – Gerard, Ed en Adriaan – die zoveel tijd in de boksclub steken of ben ik bang dat ik geen indruk meer maak op de mooiste brandweervrouw van het westelijk halfrond – Mieke. Ook realiseer ik me dat ik inmiddels zelf brandweerman ben geworden voor alle stoere Parkinson boksers die bij ons trainen. Die kan ik niet in de steek laten. C’mon man…. You can do it!

Waarom stoppen met slechte gewoonten extreem moeilijk is én soms heel makkelijk!

Echt pap? Dat meen je niet? Echt? Hoe ouder je wordt hoe makkelijker om je kinderen te verbazen met je eigen gedrag van vroeger. “Ja hoor, in alle vormen van openbaar vervoer mocht je gewoon roken”. “Sterker nog, ook in het vliegtuig, kijk maar eens goed naar de leuningen van de achterste rijen (als je met een ouder type toestel vliegt), daar zitten gewoon asbakjes in.” “Echt?”. “En deed jij dat ook?”. Weet ik niet meer, maar ik ben bang van wel. In mijn studententijd rookten bijna al mijn vrienden. In auto’s, in onze studentenkamers, in kroegen en restaurants en ja waarschijnlijk ook in het vliegtuig. Je kunt het je bijna niet meer voorstellen. Zeker niet als je de leeftijd van mijn dochters hebt. 

Waren wij dan helemaal van de ratten besnuffeld? Hadden wij de behoefte om collectief langzaam zelfmoord te plegen? Nee, natuurlijk niet. Het simpele antwoord is volgens mij dat we meestal zo’n beetje doen wat anderen ook doen. Als iedereen rookt, dan doe je toch lekker mee? Ik herinner me nog dat mijn vriendinnetje op de middelbare school altijd sjekkies zat te draaien. Ja echt! En ineens rookte ik ook. Daar ging geen bewust besluit aan vooraf. 

Ja, Ja lieve dochters. Don’t do as I did! Met slechte gewoontes stoppen is namelijk vaak, maar niet altijd een stuk moeilijker dan er mee beginnen. 

Ik ben ooit rond mijn 30e gestopt met roken. Dat was eigenlijk helemaal niet zo moeilijk, want roken raakte rond die tijd in mijn kringen behoorlijk uit de gratie. Het mocht nergens meer, iedereen kreeg kinderen en ging zich iets verantwoordelijker gedragen en hé, je wilde toch niet voor een aso aangezien worden.

Er waren dus heel veel omstandigheden buiten jezelf die het min of meer logisch maakten om niet meer te roken. 

Moet je eens proberen om te stoppen met suiker. 

De meeste mensen zijn zich ondertussen wel bewust van de vernietigende werking van suiker op je lichaam. Denk aan de obesitas en diabetes epidemie in westerse landen. Toch wordt het je bijna onmogelijk gemaakt om te stoppen om zelfs te minderen met suiker. Het zit echt overal in grote hoeveelheden in. Loop maar eens door de supermarkt en lees een willekeurig etiket. Ik durf de stelling wel aan dat bij meer dan 90 procent van de voedingsmiddelen suiker een van de hoofd ingrediënten is. Komt bij dat suiker bizar verslavend is. Zet een Dudok appeltaart in mijn koelkast en een dag later heb ik hem opgegeten. Ook al wil ik dat echt niet, weet ik dat suiker voor mijn Parkinson super slecht is, het lukt me niet om mezelf te disciplineren. Dus het enige wat voor mij werkt is geen suiker of suiker bevattende producten in huis hebben. Net zoals ik ooit sigaretten in de ban heb gedaan. Mijn voorraadkast is dan ook een zeer naargeestige plek voor mijn dochters. Want geen suiker, maar ook geen gluten, zuivel en alcohol. Sorry dochters.

Als suiker zo verslavend is (dat is het), dan zouden we elkaar een beetje moeten helpen om er vanaf te komen. Helaas hebben we al 10 jaar politici aan de macht die onder het mom van ‘eigen verantwoordelijkheid’ en ‘niet betuttelen’, weigert om welke maatregel dan ook te nemen om ons te helpen een beetje gezonder te leven.

We zullen elkaar dus zelf een beetje moeten helpen. Zomaar wat ideeën; kook je eigen eten en stop met kant en klaar, neem geen koekjes meer mee naar de training (lieve boksers) maar fruit of liever nog groente, stop met sportdrankjes, water en thee voldoet prima voor en na het sporten, beperk je suiker gebruik tot 1 dag in de week (zonddag heet niet voor niets zo). Zo gauw suiker niet meer normaal is, dan stoppen we er vanzelf mee.

“Er was een tijd dat overal suiker in zat”! “Echt pap”? “Gadver”.

Wilskracht

Ik ben al een kilometer of 30 bezig aan de laatste loodjes van het Pieter pad. Voor me zie ik een prachtige blonde vrouw op slippers ogenschijnlijk ontspannen flaneren. Toch gaat ze voor mij – op goede wandelschoenen – te snel. Ik wil graag naast haar gaan lopen, maar hoe ik ook mijn best doe, het lukt met niet om haar in te halen. Erger nog, onze onderlinge afstand wordt steeds groter. Ik merk dat dit me demotiveert. Hoe moeilijk kan het zijn om een meisje op slipflops bij te houden? Dan ineens voel ik een lichte trilling in mijn rechterarm. Dat betekent dat mijn toverdrankje (Levodopa) zijn werk aan het doen is. Binnen enkele tellen voel ik dat ik met het grootste gemak kan versnellen. Mijn armen gaan vanzelf zwaaien en ik loop – in een tempo waar Asterix jaloers op zou zijn – blondie voorbij. Ik roep “hoi”naar blonde, zij zegt “he?” En weg ben ik. Zo kun je ook nog eens lachen met die vervelende pillen. Maar het voelt een beetje of ik een overwinning boek op zijn Lance Armstrongs. Je voelt je toch een bedrieger. ik wil het ‘schoon’ doen! Maar hoe?

Ooit was ik best een goede marathonloper. Toen ik nog actief was wilden mensen altijd weten ‘hoeveel’ en ‘hoe snel’. 15 marathons en mijn PR is 3.11. Ik kan me nu niets meer voorstellen bij deze prestaties en ik moet er ook niet aan denken om het nu nog te doen. Maar ik heb er wel veel van geleerd, en daar heb ik – ook nu nog – veel plezier van. Om een marathon te kunnen lopen moet je hard te trainen natuurlijk, maar veel belangrijker is leren hoe je de ‘man met de hamer’ kunt verslaan. De man met de hamer is een akelige en imaginaire figuur die je ergens na 30 Km tegenkomt, Hij geeft je een oplawaai, waarna je nog wel kunt lopen, maar niet meer zo hard. Wie is die man met de hamer eigenlijk en wat doet hij precies? Je spieren verbranden normaal bij hoge inspanning glycogeen om voldoende energie te krijgen. De hoeveelheid glycogeen in je lichaam is echter beperkt en raakt ergens op tussen de 30 – 50 kilometer als je intensief aan het lopen bent. Als de voorraad op is, schakelt je lichaam over op vetverbranding. Vet, daar hebben we genoeg van. Ook de mageren onder ons. Op vet kun je dagen lopen. Helaas levert vet minder explosieve energie op. Je gaat dan meestal moeizamer en langzamer lopen. Je benen voelen als lood. Je voelt ook tintelingen in benen en armen. Het denken wordt diffuus en warrig. Dat is dus die man met de hamer. Geloof me, dit is echt heel onprettig. Je lichaam schreeuwt het uit. Kappen nou, idioot! Maar kappen is gewoon geen optie, je moet door, je moet door de pijn heen. Door training kun je klap van de man met de hamer uitstellen, maar hij komt altijd. Ook bij de beste lopers. De enige manier om hem te verslaan is leren omgaan met de pijn. Op wilskracht kun je namelijk wel degelijk hard blijven lopen, alleen dat doet pijn. Behoorlijk veel pijn zelfs. Denk daar maar eens aan als je vanuit je luie stoel naar een marathon op tv zit te kijken. Ook die prachtige Keniaanse hardlopers moeten de laatste kilometers heel veel pijn verbijten om zo hard te blijven gaan. 

Ik hoef geen marathons meer te lopen om de man met de hamer uit te dagen. Ik kom hem nu dagelijks tegen. Mijn motoriek wordt ‘traag’ als mijn toverdrank (pilletje levodopa) is uitgewerkt.  Maar gelukkig komt mijn jarenlange gevecht met de man met de hamer me nu wel van pas. Na 90 kilometer achter blondie aansloffen heb ik vandaag ontdekt dat als ik me echt goed focus, ik die blonde flipflopper wel degelijk bij kan houden. Mijn truc is heel simpel. Wat er ook gebeurd, die ze mag niet bij met weglopen. Als ik een klein beetje schuin achter haar ga lopen en me concentreer op haar stappen dan lukt het me. Ik moet dan wel geconcentreerd blijven. Een gesprek aanknopen gaat bijvoorbeeld niet. Als ik dit zo een paar kilometer achter elkaar doe, dan merk ik dat het tempo steeds makkelijker wordt. Dit kun je dus ook weer leren. Lang leven de wilskracht. 

Voor het geval iemand denkt dat ik een hele ‘enge’ man ben. Blondie op slippers is al 10 jaar met mij getrouwd. Toen we elkaar net kenden heb ik ook maanden achter haar aangelopen, dus ze is dit gedrag wel gewend van me.

Hellempie

Sinds een paar dagen draag ik een fietshelm. Dat is toch niet gek hoor ik je zeggen? Nee, dat vind ik ook niet gek als ik op mijn klassieke Koga Miyata veel te hard ga op het fietspad. Ik vind het ook niet gek als kinderen of geëlektrificeerde bejaarden zo’n ding dragen. Of toeristen die uit landen komen waar fietsen wordt gezien als een levensgevaarlijke activiteit. Wat gek is om zo’n pot op mijn hoofd te zetten als ik me ‘rustig’ door de stad beweeg op mijn stadsfiets. Nou moet ik daar wel bij vermelden dat mijn rijstijl ook op mijn stadsfiets niet geheel gevaarloos is. Ik woon al 35 jaar in de stad en gebruik mijn fiets om zo snel mogelijk van a naar b te komen. Het zou kunnen dat ik daarbij af en toe wel eens een stoplicht negeer. Maar hé, ik woon hier al zo lang, ik weet van de meeste stoplichten hoe ze afgesteld staan en wanneer ik ze dus zonder risico kan negeren. Richting aangeven doe ik zelden merkte mijn tienjarige dochter pasgeleden op en ik fiets ook wel eens op plekken waar dat niet mag. Maar het gaat al 35 jaar goed en een licht anarchistische houding is mij niet vreemd. Een paar jaar gelden was ik in Hanoi. Daar rijden ontelbare scooters en fietsen en taxi’s niet gehinderd door welke regels dan ook vloeiend langs elkaar, zonder ongelukken. Dan kan dus gewoon, ik vind dat mooi. 

Verkeersregels voor fietsen en helmpjes zijn bedacht voor angstige types waar ik altijd wat misprijzend op neerkijk. Als je geen gevaar toelaat in je leven dan leef je niet echt, toch? Ik voel me dan ook volledig ontmand met zo’n spuuglelijke plastic slakom om mijn hoofd.

Waarom ik hem dan toch draag? Omdat ik de afgelopen weken een paar keer ben flauwgevallen wegens een dalende bloeddruk wegens medicijnen met onverwachte bijwerkingen. Nou is flauwvallen verder niet zo erg. Zolang je maar weer wakker wordt, is er zelfs niets aan de hand. Maar flauwvallen terwijl ik met een rotvaart de Erasmus brug afrol, lijkt me niet zo handig en pijnlijk bovendien. Dan toch maar een helm

Maarrrr denk ik tegelijkertijd, hoe ver moet je gaan in risico’s minimaliseren? Ik heb boks vrienden die liever niet alleen de deur uitgaan omdat ze bang zijn om te ‘freezen’ terwijl ze net voor een lingerie winkel staan. Wat voor een indruk maak je dan op je medemens? Anderen zijn bang dat ze wel op hun fiets kunnen stappen, maar er niet meer af kunnen komen. Veroordeeld tot eeuwig rondjes fietsen. Of om te vallen en niet meer de kracht te hebben om op te staan. Allemaal lastig en hoogst irritant. Maar hoe gaat je leven er uit zien als je jezelf laat leiden door alles wat je kan overkomen? Erger nog is bang zijn voor dit soort dingen niet ‘self fulfilling’? Dat je lichaam je in de steek laat juist doordat je bang of gestresst bent. Zonder angst gaat het waarschijnlijk beter. Daarom is mijn helm toch nog niet zo’n gekke oplossing. Goed het is niet erg sexy, maar ik hoef in ieder geval niet bang te zijn voor een gat in mijn harses in het geval mijn lichaam weer een geintje met me uithaalt, terwijl ik lekker asociaal aan het fietsen ben.

Met mij gaat het prima

Dat is zo’n beetje het antwoord dat vrienden en kennissen krijgen als ze vragen hoe het met me gaat. En dat werkt prima voor mij. De meesten stoppen na dit antwoord wel met vragen stellen. De meeste mensen maar niet iedereen.

Van de week zat ik met mijn twee volwassen dochters en een vriendje die er al heel lang is (wanneer ga je iemand schoonzoon noemen?) in de trein.

De gesprekken waren luchtig. Een dochter keek verstrooid uit het raam, de ander probeerde een deadline voor een werkstuk te halen, ‘schoonzoon’ was vast van plan het record onafgebroken praten te breken en ik las wat diagonaal in een boek over gezond langer leven. Opeens ontstonden er krassen in dit filmische ‘familie plateau’. Mijn maag speelde op. Ik had er net zo’n Levodopa tabletje ingegooid met een klein slokje water. Een klein slokje omdat ik niet de hele tijd in de trein naar de WC wilde. Een ernstige misrekening. Pillen en een lege maag gaan namelijk niet goed samen, wist ik. Normaal ga ik – als mijn maag protesteert – even liggen. Dat helpt. Maar waar doe je dat in een trein? Op die vraag wist mijn lichaam het antwoord wel. Ik werd wakker in het gangpad. Flauwgevallen dus. 

Hevig geschrokken kids om me heen, 2 conducteurs die allerlei vragen op me afvuurden in mijn gangpad en reizigers die op hun stoelen stonden om maar niets te missen. Ik wist natuurlijk weer niets beters te bedenken dan te roepen dat ik me prima voelde, dat dit me wel vaker over komen was en dat we gewoon lekker verder konden reizen.

Maar het vreemde is, hoe laconieker ik ben op zo’n moment, hoe meer zorgen mijn omgeving zich lijkt te maken. Op het volgende station stonden dan ook zo’n twintig NS’ers op mij te wachten plus een ambulance. Ik pakte vlotjes mijn rugzak, sprong uit te trein en legde die lieve professionals uit dat dit heus allemaal niet nodig was. Ik had gewoon te weinig gedronken. Kan gebeuren toch? Ik voelde me prima een wilde graag verder reizen.

De ambulance broeders legden me geduldig uit dat ze eerst zeker wilden weten dat er niets met me aan de hand was voor ze me lieten gaan en ook mijn dochters zeiden dat ze dit niet nog een keer mee wilden maken. Ze hadden inmiddels ook al mijn vrouw gebeld – de monsters -, die meteen in de auto wilde springen om me op te halen. Maar ik voel me prima, zei ik nog steeds tegenstribbelend.

Enfin, na een kort lichamelijk onderzoek en een ECG (hoe krijg je in godsnaam die plakstrips weer los van je borsthaar?) mocht ik weer de trein in, naar oma.

Mijn vrouw zei me later dat het soms best lastig is om met iemand om te gaan die alles weglacht en waarmee het altijd ‘prima’ gaat. Ik zei dat ik dat begreep en ben me daarna een kwartier als een patiënt gaan gedragen.

“Ik voel me niet zo lekker, zal ik maar naar bed gaan”

“Waarom overkomen mij dit soort dingen altijd?”

“Het is zo oneerlijk dat ik Parkinson heb”

“Let maar niet op mij, ik ben gewoon een beetje chagrijnig/depressief”

“Hou je nog van me als dit erger wordt?”

Na een kwartier werd ze al gillend gek.

Met mij gaat het dus prima.

Carry on