Wilskracht

Ik ben al een kilometer of 30 bezig aan de laatste loodjes van het Pieter pad. Voor me zie ik een prachtige blonde vrouw op slippers ogenschijnlijk ontspannen flaneren. Toch gaat ze voor mij – op goede wandelschoenen – te snel. Ik wil graag naast haar gaan lopen, maar hoe ik ook mijn best doe, het lukt met niet om haar in te halen. Erger nog, onze onderlinge afstand wordt steeds groter. Ik merk dat dit me demotiveert. Hoe moeilijk kan het zijn om een meisje op slipflops bij te houden? Dan ineens voel ik een lichte trilling in mijn rechterarm. Dat betekent dat mijn toverdrankje (Levodopa) zijn werk aan het doen is. Binnen enkele tellen voel ik dat ik met het grootste gemak kan versnellen. Mijn armen gaan vanzelf zwaaien en ik loop – in een tempo waar Asterix jaloers op zou zijn – blondie voorbij. Ik roep “hoi”naar blonde, zij zegt “he?” En weg ben ik. Zo kun je ook nog eens lachen met die vervelende pillen. Maar het voelt een beetje of ik een overwinning boek op zijn Lance Armstrongs. Je voelt je toch een bedrieger. ik wil het ‘schoon’ doen! Maar hoe?

Ooit was ik best een goede marathonloper. Toen ik nog actief was wilden mensen altijd weten ‘hoeveel’ en ‘hoe snel’. 15 marathons en mijn PR is 3.11. Ik kan me nu niets meer voorstellen bij deze prestaties en ik moet er ook niet aan denken om het nu nog te doen. Maar ik heb er wel veel van geleerd, en daar heb ik – ook nu nog – veel plezier van. Om een marathon te kunnen lopen moet je hard te trainen natuurlijk, maar veel belangrijker is leren hoe je de ‘man met de hamer’ kunt verslaan. De man met de hamer is een akelige en imaginaire figuur die je ergens na 30 Km tegenkomt, Hij geeft je een oplawaai, waarna je nog wel kunt lopen, maar niet meer zo hard. Wie is die man met de hamer eigenlijk en wat doet hij precies? Je spieren verbranden normaal bij hoge inspanning glycogeen om voldoende energie te krijgen. De hoeveelheid glycogeen in je lichaam is echter beperkt en raakt ergens op tussen de 30 – 50 kilometer als je intensief aan het lopen bent. Als de voorraad op is, schakelt je lichaam over op vetverbranding. Vet, daar hebben we genoeg van. Ook de mageren onder ons. Op vet kun je dagen lopen. Helaas levert vet minder explosieve energie op. Je gaat dan meestal moeizamer en langzamer lopen. Je benen voelen als lood. Je voelt ook tintelingen in benen en armen. Het denken wordt diffuus en warrig. Dat is dus die man met de hamer. Geloof me, dit is echt heel onprettig. Je lichaam schreeuwt het uit. Kappen nou, idioot! Maar kappen is gewoon geen optie, je moet door, je moet door de pijn heen. Door training kun je klap van de man met de hamer uitstellen, maar hij komt altijd. Ook bij de beste lopers. De enige manier om hem te verslaan is leren omgaan met de pijn. Op wilskracht kun je namelijk wel degelijk hard blijven lopen, alleen dat doet pijn. Behoorlijk veel pijn zelfs. Denk daar maar eens aan als je vanuit je luie stoel naar een marathon op tv zit te kijken. Ook die prachtige Keniaanse hardlopers moeten de laatste kilometers heel veel pijn verbijten om zo hard te blijven gaan. 

Ik hoef geen marathons meer te lopen om de man met de hamer uit te dagen. Ik kom hem nu dagelijks tegen. Mijn motoriek wordt ‘traag’ als mijn toverdrank (pilletje levodopa) is uitgewerkt.  Maar gelukkig komt mijn jarenlange gevecht met de man met de hamer me nu wel van pas. Na 90 kilometer achter blondie aansloffen heb ik vandaag ontdekt dat als ik me echt goed focus, ik die blonde flipflopper wel degelijk bij kan houden. Mijn truc is heel simpel. Wat er ook gebeurd, die ze mag niet bij met weglopen. Als ik een klein beetje schuin achter haar ga lopen en me concentreer op haar stappen dan lukt het me. Ik moet dan wel geconcentreerd blijven. Een gesprek aanknopen gaat bijvoorbeeld niet. Als ik dit zo een paar kilometer achter elkaar doe, dan merk ik dat het tempo steeds makkelijker wordt. Dit kun je dus ook weer leren. Lang leven de wilskracht. 

Voor het geval iemand denkt dat ik een hele ‘enge’ man ben. Blondie op slippers is al 10 jaar met mij getrouwd. Toen we elkaar net kenden heb ik ook maanden achter haar aangelopen, dus ze is dit gedrag wel gewend van me.

Hellempie

Sinds een paar dagen draag ik een fietshelm. Dat is toch niet gek hoor ik je zeggen? Nee, dat vind ik ook niet gek als ik op mijn klassieke Koga Miyata veel te hard ga op het fietspad. Ik vind het ook niet gek als kinderen of geëlektrificeerde bejaarden zo’n ding dragen. Of toeristen die uit landen komen waar fietsen wordt gezien als een levensgevaarlijke activiteit. Wat gek is om zo’n pot op mijn hoofd te zetten als ik me ‘rustig’ door de stad beweeg op mijn stadsfiets. Nou moet ik daar wel bij vermelden dat mijn rijstijl ook op mijn stadsfiets niet geheel gevaarloos is. Ik woon al 35 jaar in de stad en gebruik mijn fiets om zo snel mogelijk van a naar b te komen. Het zou kunnen dat ik daarbij af en toe wel eens een stoplicht negeer. Maar hé, ik woon hier al zo lang, ik weet van de meeste stoplichten hoe ze afgesteld staan en wanneer ik ze dus zonder risico kan negeren. Richting aangeven doe ik zelden merkte mijn tienjarige dochter pasgeleden op en ik fiets ook wel eens op plekken waar dat niet mag. Maar het gaat al 35 jaar goed en een licht anarchistische houding is mij niet vreemd. Een paar jaar gelden was ik in Hanoi. Daar rijden ontelbare scooters en fietsen en taxi’s niet gehinderd door welke regels dan ook vloeiend langs elkaar, zonder ongelukken. Dan kan dus gewoon, ik vind dat mooi. 

Verkeersregels voor fietsen en helmpjes zijn bedacht voor angstige types waar ik altijd wat misprijzend op neerkijk. Als je geen gevaar toelaat in je leven dan leef je niet echt, toch? Ik voel me dan ook volledig ontmand met zo’n spuuglelijke plastic slakom om mijn hoofd.

Waarom ik hem dan toch draag? Omdat ik de afgelopen weken een paar keer ben flauwgevallen wegens een dalende bloeddruk wegens medicijnen met onverwachte bijwerkingen. Nou is flauwvallen verder niet zo erg. Zolang je maar weer wakker wordt, is er zelfs niets aan de hand. Maar flauwvallen terwijl ik met een rotvaart de Erasmus brug afrol, lijkt me niet zo handig en pijnlijk bovendien. Dan toch maar een helm

Maarrrr denk ik tegelijkertijd, hoe ver moet je gaan in risico’s minimaliseren? Ik heb boks vrienden die liever niet alleen de deur uitgaan omdat ze bang zijn om te ‘freezen’ terwijl ze net voor een lingerie winkel staan. Wat voor een indruk maak je dan op je medemens? Anderen zijn bang dat ze wel op hun fiets kunnen stappen, maar er niet meer af kunnen komen. Veroordeeld tot eeuwig rondjes fietsen. Of om te vallen en niet meer de kracht te hebben om op te staan. Allemaal lastig en hoogst irritant. Maar hoe gaat je leven er uit zien als je jezelf laat leiden door alles wat je kan overkomen? Erger nog is bang zijn voor dit soort dingen niet ‘self fulfilling’? Dat je lichaam je in de steek laat juist doordat je bang of gestresst bent. Zonder angst gaat het waarschijnlijk beter. Daarom is mijn helm toch nog niet zo’n gekke oplossing. Goed het is niet erg sexy, maar ik hoef in ieder geval niet bang te zijn voor een gat in mijn harses in het geval mijn lichaam weer een geintje met me uithaalt, terwijl ik lekker asociaal aan het fietsen ben.

Met mij gaat het prima

Dat is zo’n beetje het antwoord dat vrienden en kennissen krijgen als ze vragen hoe het met me gaat. En dat werkt prima voor mij. De meesten stoppen na dit antwoord wel met vragen stellen. De meeste mensen maar niet iedereen.

Van de week zat ik met mijn twee volwassen dochters en een vriendje die er al heel lang is (wanneer ga je iemand schoonzoon noemen?) in de trein.

De gesprekken waren luchtig. Een dochter keek verstrooid uit het raam, de ander probeerde een deadline voor een werkstuk te halen, ‘schoonzoon’ was vast van plan het record onafgebroken praten te breken en ik las wat diagonaal in een boek over gezond langer leven. Opeens ontstonden er krassen in dit filmische ‘familie plateau’. Mijn maag speelde op. Ik had er net zo’n Levodopa tabletje ingegooid met een klein slokje water. Een klein slokje omdat ik niet de hele tijd in de trein naar de WC wilde. Een ernstige misrekening. Pillen en een lege maag gaan namelijk niet goed samen, wist ik. Normaal ga ik – als mijn maag protesteert – even liggen. Dat helpt. Maar waar doe je dat in een trein? Op die vraag wist mijn lichaam het antwoord wel. Ik werd wakker in het gangpad. Flauwgevallen dus. 

Hevig geschrokken kids om me heen, 2 conducteurs die allerlei vragen op me afvuurden in mijn gangpad en reizigers die op hun stoelen stonden om maar niets te missen. Ik wist natuurlijk weer niets beters te bedenken dan te roepen dat ik me prima voelde, dat dit me wel vaker over komen was en dat we gewoon lekker verder konden reizen.

Maar het vreemde is, hoe laconieker ik ben op zo’n moment, hoe meer zorgen mijn omgeving zich lijkt te maken. Op het volgende station stonden dan ook zo’n twintig NS’ers op mij te wachten plus een ambulance. Ik pakte vlotjes mijn rugzak, sprong uit te trein en legde die lieve professionals uit dat dit heus allemaal niet nodig was. Ik had gewoon te weinig gedronken. Kan gebeuren toch? Ik voelde me prima een wilde graag verder reizen.

De ambulance broeders legden me geduldig uit dat ze eerst zeker wilden weten dat er niets met me aan de hand was voor ze me lieten gaan en ook mijn dochters zeiden dat ze dit niet nog een keer mee wilden maken. Ze hadden inmiddels ook al mijn vrouw gebeld – de monsters -, die meteen in de auto wilde springen om me op te halen. Maar ik voel me prima, zei ik nog steeds tegenstribbelend.

Enfin, na een kort lichamelijk onderzoek en een ECG (hoe krijg je in godsnaam die plakstrips weer los van je borsthaar?) mocht ik weer de trein in, naar oma.

Mijn vrouw zei me later dat het soms best lastig is om met iemand om te gaan die alles weglacht en waarmee het altijd ‘prima’ gaat. Ik zei dat ik dat begreep en ben me daarna een kwartier als een patiënt gaan gedragen.

“Ik voel me niet zo lekker, zal ik maar naar bed gaan”

“Waarom overkomen mij dit soort dingen altijd?”

“Het is zo oneerlijk dat ik Parkinson heb”

“Let maar niet op mij, ik ben gewoon een beetje chagrijnig/depressief”

“Hou je nog van me als dit erger wordt?”

Na een kwartier werd ze al gillend gek.

Met mij gaat het dus prima.

Carry on